brieffragmenten
Al op jonge leeftijd blijkt Maurits Cornelis Escher (1898-1972) artistieke ambities te hebben. Als hij 19 jaar oud is, stuurt Escher prentjes naar kunstenaar, ontwerper en graficus Richard Roland Holst. In de bijgaande brief vraagt hij hem om advies.
‘Zeer geachte Heer Roland Holst, hierbij stuur ik u afdrukjes van een paar van mijn linoleumsneden. Ik ben erg benieuwd naar uw oordeel omdat ik al sinds lange tijd wensch in hout te gaan snijden en niet weet of ik daar ver genoeg voor ben. Ook ben ik in het geheel niet op de hoogte van de techniek in hout, die natuurlijk veel moeilijker is dan die van linoleum. Zoudt u mij misschien een boek kunnen aanraden over de techniek van houtsnijden?’
Vlak na zijn vertrek naar Italië, op eerste kerstdag 1922, omschrijft Escher zijn nieuwe leefomgeving aan zijn vriend Jan.
‘De voor mij absoluut nieuwe sfeer waarin ik leef; de verrassende onverwachthedens en ongekende stemmingen die mij in deze gezegende woonplaats iedere dag opnieuw geboden worden, zouden niet met voldoende dankbaarheid door mijn hart en met voldoende opnemingsvatbaarheid door mijn hersens verwerkt kunnen worden, zoo ik niet poogde per brief er anderen eenigermate in te laten deelen, en zoo ik niet poogde met teekenstift en houtsnee-guts de overdaad waaraan ik hier blootsta vast te leggen en voor een wijle aan de vervloekte vergetelheid te ontrukken.’
Niet alleen zijn reiservaringen worden gedeeld met de bezoeker. Aan Eschers beroemde voorstellingen gaat veel onderzoek en oefening vooraf. In brieven beschrijft hij zijn probeersels, successen en werkwijze. Zo schrijft hij in 1960 aan zijn zoon George:
‘Nu nog even een lofprijzing over de potloodslijper. Ik kan er absoluut niet meer buiten. Dat merk ik nu pas, als ik zit te peuteren aan het ontwerp voor mijn nieuwe eindeloze trap. Een heerlijk, onontbeerlijk voorwerp […].’