thea stokvis

een gewoon hollands meisje
thea stokvis

thea stokvis

een gewoon hollands meisje

Wie is dit snoesje met haar donkere ogen? Naar haar naam en leeftijd hoeven we niet te raden: Thea Stokvis, 10 jaar oud, is in kapitalen geschilderd naast haar hoofd.

Thea is geschilderd door de Friese schilder Piet van der Hem (1885-1961) en dat is reden, waarom dit portret en dat van haar zes jaar jongere broertje Erik in 2004 aan het Fries Museum zijn geschonken.

Thea Stokvis, 10 jaar (detail) Piet van der Hem, 1921 Olieverf op doek, 170 x 80 cm Collectie Fries Museum | Schenking Giordano-Stokvis
Thea Stokvis, 10 jaar (detail) Piet van der Hem, 1921 Olieverf op doek, 170 x 80 cm Collectie Fries Museum | Schenking Giordano-Stokvis

De levensgrote kinderportretten onderstrepen zijn grote kwaliteiten als portretschilder en zijn een welkome aanvulling op de andere werken van Van der Hem in de collectie. Zoals zijn vroege tekeningen, die hij als jongeman tijdens logeerpartijtjes op het Friese platteland maakte, of zijn bekende politieke prenten.

Het slot Boelens te Olterterp Piet van der Hem, 18 augustus 1902 Waterverf op een papieren briefkaart, 9,1 x 13,9 cm Collectie Fries Museum
Het slot Boelens te Olterterp Piet van der Hem, 18 augustus 1902 Waterverf op een papieren briefkaart, 9,1 x 13,9 cm Collectie Fries Museum

De meest recente aankoop van het Fries Museum is een verloren gewaand portret van Mata Hari in een gele rococojurk, die ze speciaal had laten maken voor haar nieuwe ‘Ballet des Folies Françaises’ in de Haagse Schouwburg. Korte tijd hadden ze een liefdesrelatie, de danseres en de schilder, maar die vlam doofde al na een winter.

Margaretha Zelle alias Mata Hari in gele jurk (1876-1917) Piet van der Hem, 1914-1915 Krijt en pastel op papier, 98 x 72 cm Collectie Fries Museum
Margaretha Zelle alias Mata Hari in gele jurk (1876-1917) Piet van der Hem, 1914-1915 Krijt en pastel op papier, 98 x 72 cm Collectie Fries Museum

In 1918 keerde Piet van der Hem de hem vertrouwde Amsterdamse kunstwereld voorgoed de rug toe. De belangstelling voor zijn vrije werk was tanende en zijn politieke prenten en reclametekeningen leverden te weinig op om goed van rond te kunnen komen. Aan de Johan van Oldebarneveltlaan in Scheveningen kocht hij een huis met een groot atelier, waar hij vooral portretten in opdracht wilde gaan schilderen.

Piet van der Hem in zijn atelier, 1917  [via Spaarnestad: [SFA022001263], Het Leven, Spaarnestad Photo]
Piet van der Hem in zijn atelier, 1917 [via Spaarnestad: [SFA022001263], Het Leven, Spaarnestad Photo]

Drie jaar later wisten de ouders van Thea en Erik Stokvis hem te vinden voor de levensgrote portretten van hun jonge kinderen. Thea was op dat moment 10 jaar en haar broertje Erik nog maar vier. Net als de schilder woonden ze in Scheveningen, maar dan aan de andere kant van de Scheveningse Bosjes.

Ook zonder Van der Hems keurige datering van 1921 is het portret van het tienjarige meisje te plaatsen in de tijd. Haar donkerblauwe blauwe jurk met lage taille, de witte sokjes in de lakschoenen, maar vooral haar kortgeknipte krullen horen bij de Roaring Twenties. Er was wat durf voor nodig om rigoureus de schaar in de vertrouwde lange lokken te laten zetten. Oudere generaties schudden hun hoofd over deze nieuwe modegril, die door de draagsters zelf als fris en als een daad van onafhankelijkheid werd gezien. Beide reacties zagen we in de populaire BBC-serie Downton Abbey, toen Lady Mary en Lady Edith thuiskwamen met korte koppies. Is het toevallig, dat Thea’s overbodig geworden zijden haarstrik nu het staartje van het Pekineesje aan haar voeten siert?

Tegenwoordig zouden we zeggen, dat Thea uit een bevoorrecht gezin kwam. Zowel haar vader als moeder was een Stokvis, telgen uit de bloeiende en in snel tempo groeiende technische handelsonderneming R.S. Stokvis & Zonen in Rotterdam. Beiden waren geboren en getogen in deze havenstad aan de Maas, waar ze in september 1909 trouwden.

Handelsmaatschappij Stokvis en Zonen Ltd. Gezien vanaf de Nieuwe Maas, 1911 Fototechnische Dienst Rotterdam, met dank aan het Stadsarchief Rotterdam
Handelsmaatschappij Stokvis en Zonen Ltd. Gezien vanaf de Nieuwe Maas, 1911 Fototechnische Dienst Rotterdam, met dank aan het Stadsarchief Rotterdam

Na hun huwelijk geen eenvoudig flatje voor Theodorus (1874-1952) en zijn Alice (1887-1980), maar een  gloednieuw herenhuis aan het meest groene stuk van de deftige Heemraadsingel in Rotterdam. Toen Thea op 19 juni 1911 in dat huis geboren werd, heette haar vader op de geboorteakte nog koopman in ijzerwaren, maar in werkelijkheid was hij een van de directeuren in het succesvolle familiebedrijf van de Stokvissen.

Heemraadsingel 194 in Rotterdam, 2015 Wikimedia Commons
Heemraadsingel 194 in Rotterdam, 2015 Wikimedia Commons

In 1914 liet Theodorus Stokvis voor zijn gezin een vrijstaand huis in Engelse landhuisstijl bouwen aan de Tapijtlaan in Den Haag. Daar kreeg Thea twee jaar later een broertje, maar de kleine Willy overleed al na een paar dagen. Gelukkig kwam Erik (1917-1938) een jaar later ter wereld en was ze niet meer het enige kind in huis. Hebben hun kinderportretten nog in Villa Duynroze gehangen of waren ze toen al binnen Den Haag naar een ander adres verhuisd? Het familiebedrijf maakte in de twintiger jaren, de jaren van de valutacrisis, een moeilijke tijd door, dus mogelijk was een bescheidener huis toen even nodig.

In de dertiger jaren was Thea vaak op haar Engelse volbloedmerrie te vinden en won ze met Lady Aynsley diverse prijzen, voor het ‘Schoonste Rijpaard’ of in de wonderlijke categorie ‘Amazone, paard en auto’, waar de deelneemsters in luxe auto’s het parcours op werden gereden, uitstapten en op hun paard werden geholpen om daarna een rondje te rijden en bekeken te worden. Voor de echte mannen waren er cross-country ritten en af en toe een heuse polowedstrijd.

Thea Stokvis op Lady Aynsley, 18 juli 1930 Het Nieuwsblad van het Zuiden, via ww.delpher.nl
Thea Stokvis op Lady Aynsley, 18 juli 1930 Het Nieuwsblad van het Zuiden, via ww.delpher.nl

Onverwachts overleed Erik op 21-jarige leeftijd in september 1938 en bleef haar vader zonder opvolger achter. In december van datzelfde jaar stierf ook Felix Stokvis, de bejaarde vader van Alice. Woonde het gezin toen nog officieel in Nederland of hadden ze de donkere wolken van het oprukkende nationaalsocialisme op tijd zien hangen en inmiddels hun toevlucht gezocht in een hotel in Cannes? Dat is niet helemaal duidelijk, maar wel dat na de inval van de Duitsers in de meidagen van 1940 diverse leden van de Joodse familie Stokvis in Frankrijk hun heil zochten bij Aristides de Sousa Mendes, de Portugese consul in Bordeaux. In de maanden mei en juni van 1940 hielp hij hen en duizenden anderen aan documenten en visa om via Spanje naar Lissabon te komen. Vandaar konden de oorlogsvluchtelingen verder reizen. Officieel was Portugal een neutraal land, maar dictator Antonio Oliveira de Salazar was pro-Hitler en had al zijn diplomaten officieel verboden om hulp te bieden aan vluchtelingen en nog explicieter aan Joden, Russen en statenlozen. Voor De Sousa Mendes persoonlijk en voor zijn gezin had het volgen van zijn geweten grote gevolgen. Hij verloor niet alleen zijn baan, maar mocht nooit meer voor zijn bestaan werken. Zijn vijftien kinderen werden uitgesloten van universiteiten, het familiehuis werd door de bank in beslag genomen en de gerespecteerde Portugese familie verviel in armoede.

Thea Stokvis, 10 jaar  Piet van der Hem, 1921 Olieverf op doek, 170 x 80 cm Collectie Fries Museum | Schenking Giordano-Stokvis
Thea Stokvis, 10 jaar Piet van der Hem, 1921 Olieverf op doek, 170 x 80 cm Collectie Fries Museum | Schenking Giordano-Stokvis
Erik Stokvis, 4 jaar Piet van der Hem, 1921 Olieverf op doek, 140 x 80 cm Collectie Fries Museum | Schenking Giordano-Stokvis
Erik Stokvis, 4 jaar Piet van der Hem, 1921 Olieverf op doek, 140 x 80 cm Collectie Fries Museum | Schenking Giordano-Stokvis

Theodorus, Alice en Thea vlogen eind augustus 1940 met een Boeing 314, een transcontinentaal watervliegtuig, genaamd de Dixie Clipper, over de oceaan naar New York, hun vrijheid tegemoet.

Eerste aankomst van de Dixie Clipper op 28 juni 1939 op Long Island ten noorden van New York
Eerste aankomst van de Dixie Clipper op 28 juni 1939 op Long Island ten noorden van New York

En de portretten van Thea en Erik? Hebben ze ooit gehangen in New York en later in Los Angeles, waar ze woonden vanaf 1949? Of zijn ze tijdens de oorlog onopgemerkt door de bezetter bewaard in Nederland? Misschien wel in het Haags Gemeentemuseum, want Theodorus Stokvis had daar al eerder andere schilderijen uit zijn verzameling in bruikleen gegeven. Amsterdamse stadsgezichten van Breitner bijvoorbeeld en in 1938 nog een werk van Godefridus Schalcken, volgens de gegevens op kenniswebsite van de RKD. Na Theodore’s overlijden in 1952 in Los Angeles hebben Alice en Thea, inmiddels mevrouw Giordano-Stokvis, deze werken successievelijk verkocht. De dierbare kinderportretten hoorden daar nadrukkelijk niet bij. Het portret van haar broertje, met het tuimelmannetje op de grond, hing met het hare in haar latere Zwitserse huis. Ze zullen Thea dagelijks herinnerd hebben aan de zorgeloze tijd dat zij en Erik nog samen waren onder de vleugels van hun ouders in een veilig land.

Tekst: Marlies Stoter

© Fries Museum - alle rechten voorbehouden disclaimer privacybeleid